Denk aan iets moois!
Aan een goudbruine kastanje in je hand.
Denk daaraan.
Elke dag na school dwaalt Ros door de stad. Daar bouwt ze afvaltuintjes. Vlinders en bloemen van zilverpapier, een boom vol verloren elastiekjes, een stil elftal van lege blikjes en flessen… Dan vindt Ros kleine dieren van kastanjes en ijzerdraad in haar tuintjes. Iemand ziet waar alle anderen gedachteloos aan voorbijgaan. Iemand ziet háár. Ze heeft een vriend. Maar wie? Ros gaat op zoek naar haar onbekende vriend, die ziet dat ze hem nodig heeft.
‘Dit verhaal is een ode aan de fantasie, de kracht die uitgaat van het scheppen van je eigen werkelijkheid. Echt heel mooi’ – Gouden Griffel-winnares Mireille Geus
de Hotze de Roosprijs
Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen
De Kleine Cervantes (Jeugdliteratuurprijs Gent)
‘Als een personage in een boek je naar de keel grijpt, weet je dat er een kundig auteur aan het schrijven is geweest. Hulde dus voor debutant Martijn Niemeijer die in Wat niemand ziet (+10) een hoofdpersoon neerzet die je vooral raakt omdat ze laat zien hoe sterk kinderen kunnen zijn, ook als ze bakken ellende op hun pad tegenkomen.’ Marlous Flier in Dagblad de Limburger
‘In de lange flashbacks leren we Ros kennen als een eenzaam, fantasierijk kind dat buiten schooltijd door de stad zwerft en overal afvaltuintjes inricht. Meteen vallen de beeldende stijl en rake observaties op: “Pinken zijn rare dingen. Terwijl de rest van je vingers al het werk opknappen, bewegen ze maar een beetje mee.” […] Niemeijer laat een veelbelovende nieuwe stem horen.’ Bas Maliepaard in Trouw
‘Gemakkelijk heeft kinderboekenauteur Martijn Niemeijer het zichzelf niet gemaakt: in zijn debuut Wat niemand ziet roert hij zware thema’s aan. Het zijn stevige ingrediënten voor een jeugdboek. Knap dus hoe Niemeijer ze aan de lezer presenteert, in een toch hoopvolle context, maar zonder wegkijken.’ Lieke van den Krommenacker in Dagblad van het Noorden
‘Het schrijnende verhaal van Ros en vooral de mechanismes die ze hanteert om de ellende behapbaar te houden, zijn sterk en geloofwaardig. Niemeijer hanteert fraaie symbolische beelden waarin Ros haar eigen verwaarlozing projecteert op de stad: “Het gaat niet goed met de stad. Ze huilt niet hardop, ze kijkt wel uit. Maar als je goed luistert, hoor je haar toch. En dan klinkt het des te erger. Iemand moet iets doen, de stad moet worden beschermd.” Het maakt nieuwsgierig naar verdere bloei van dit beginnende schrijverschap.’ Jaap Friso op Jaap Leest